We zijn als mensen afhankelijk van elkaar. Op ons eentje is overleven moeilijk. De hechtingstheorie gaat er dan ook vanuit dat de mogelijkheid om je als persoon aan anderen te binden een product van genetische evolutie en natuurlijke selectie is: mensen die zich beter aan anderen binden konden zich beter inpassen in een groep en hadden zo een streepje voor op mensen die zich niet goed aan anderen binden. Zij die niet in staat waren zich te hechten aan anderen kwamen zo vaker alleen te staan en stierven wellicht sneller.
In die zin is het begrijpelijk dat hechting reeds een grote rol speelt vanaf het moment van onze geboorte. Heel wat onderzoekers hebben zich in de laatste decennia dan ook gericht op het fenomeen hechting bij kinderen. Eén van de bekendste wetenschappers is Ainsworth. Zij onderscheidde 4 hechtingsstijlen die vanaf zeer jonge leeftijd te onderscheiden zijn: de veilige, angstige, vermijdende of gedesorganiseerde hechtingsstijl. Ongeveer de helft van de kinderen heeft een veilige hechting. Dat betekent dat ze na afwezigheid van een belangrijke hechtingsfiguur (bijvoorbeeld de moeder) blij zijn wanneer deze terugkeert, getroost kunnen worden, toenaderingsgedrag vertonen en uiteindelijk vol vertrouwen terugkeren naar het spel waar ze mee bezig waren. De andere helft van de kinderen heeft een onveilige hechting en valt dus in één van de andere 3 categorieën. Dit betekent dat ze ander gedrag vertonen bij de terugkeer van een hechtingsfiguur: van angstig en moeilijk te troosten tot ronduit afwijzend en boos.
Lange tijd ging de aandacht omtrent hechtingsonderzoek uitsluitend naar kinderen. Het is pas veel later dat men ging beseffen dat hechting ook een rol speelt in latere relaties die mensen aangaan. Ondertussen heeft onderzoek uitgewezen dat ook in volwassen liefdesrelaties dezelfde hechtingspatronen een rol spelen. Iemand met een veilige hechting zal het niet zo moeilijk vinden om anderen dichtbij te laten komen en kan zich met een gevoel van vertrouwen in een relatie begeven. Iemand met een angstige hechting zal zich dan weer typisch erg veel zorgen maken over zijn relaties. Vaak zit hij te denken aan mogelijke verlating door de ander en doet hij er zoveel mogelijk aan die verlating te voorkomen. Dit schrikt anderen dan wel eens af omdat de persoon in kwestie te snel te dichtbij wil komen. Hiermee wordt paradoxaal genoeg de angst ook bevestigt: anderen zullen vaak vertrekken.
Een belangrijke basis voor je hechtingsstijl wordt in je kinderjaren en je gezin van herkomst gelegd. Dit is echter niet allesbepalend. Ook latere ervaringen op school, met vrienden en vriendinnen en in liefdesrelaties boetseren als het ware mee aan je hechtingsstijl. Het goede nieuws is dan ook dat hechtingsstijlen niet onveranderlijk zijn. Er zit enige ‘rek’ op. Dat maakt ook dat wanneer je in relaties vastloopt in een onveilig hechtingspatroon, therapie hierbij een hulp kan zijn. Je kan leren om minder angstig gedrag te stellen (zoals aanklampen, verstikken, bevestiging zoeken, ..) of minder vermijdend gedrag (zoals relaties uit de weg gaan, promiscuïteit, ..) met als doel relaties op een gezonde manier in stand te houden. Dit betekent niet dat je oude patronen als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Je leert je echter ook buiten je comfort zone te begeven, wat bevrijdend kan werken en voor nieuwe ervaringen kan zorgen.
Merk je dat je worstelt met bepaalde patronen in het aangaan van relaties? is het voor jou moeilijk je te binden aan een partner of merk je dat er veel angst bij komt kijken? Maak dan een afspraak met één van onze psychologen. Zij zullen dit samen met jou exploreren.